Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [22]de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden [23]weten niet met al; zij [24]hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis [25]is vergeten. 22. De zin is: Omdat de levende mensen weten dat zij sterven moeten, zo genieten zij met vreugde het tijdelijke goed, zolang het hun gebeuren mag. 23. Namelijk van hetgeen hier op aarde geschiedt, gelijk Salomo Spreuk.9:6 breder verklaart; want hij wil hier geenszins te kennen geven dat de zielen der mensen, na de lichamelijke dood, zouden tenietgaan. Zie Job 14:21. 24. Zij genieten geen vermakelijkheid mee van hun arbeid, met eten en drinken, gelijk zij in hun leven genoten hebben. 25. Dat is, in vergetelheid gesteld, te weten bij de mensen, namelijk zoveel deze aardse zaken aangaat; niemand is bekommerd of geneigd om hun iets ten dienste of ten gevalle te doen.